Monitor Werk en Inkomen keten Participatie

Met deze rapportage informeren wij u over de voortgang van het Uitvoeringsplan Participatie 2017 – 2018 dat door de Gemeenteraad op 7 maart 2017 is vastgesteld.
Deze voortgangsrapportage heeft de functie van het verstrekken van informatie over de stand van zaken en heeft tevens de functie van (bij) sturingsinstrument. De voortgangsrapportage richt zich primair op het tweede half jaar van 2017.
Daarnaast wordt er in een aantal gevallen een doorkijk geboden over de periode januari tot en met maart 2018.
Deze voortgangsrapportage beschrijft de volgende onderdelen:
§1: Ontwikkeling Arbeidsmarkt Nederland, regionaal en gemeente Breda
§2: Ontwikkeling bijstandspopulatie in Nederland en de gemeente Breda aan de hand van relevante kengetallen
§3: Voortgang van de beschreven beoogde Resultaten te behalen in 2017 en 2018 (Bijlage 1 van het Uitvoeringsplan)
§4: Speerpunten voor de periode 2017 -2018 (pagina 29 t/m 36 van het Uitvoeringsplan) vertaald naar doelgroepenbeleid
§ 5: Voortgang Project Tijdelijk OmBuigen en Business Case 2018
De rapportage kan onder invloed van nieuwe inzichten worden aangepast. Dit betekent dan ook dat deze Voortgangsrapportage mede de functie heeft om als ontwikkelmodel aan informatieverstrekking te fungeren.
Niet alle aspecten die in onder punt 1 tot en met 5 zijn benoemd kunnen op dit moment volledig in beeld worden bracht. Momenteel wordt de informatievoorziening daarop verder gecompleteerd. Intussen zijn de processen om sturingsinformatie te genereren en de uitvoering verder te betrekken en inzicht te bieden op doelen en resultaten sterk verbeterd. Gelet op het belang van de koppeling tussen de monitor werk en inkomen en de gegevens die worden gemonitord over de arbeidsmarkt zal er in de volgende voortgangsrapportage aan deze samenhang aandacht worden besteed.
De kern opdracht voor de gemeente Breda is om het aantal uitkeringen eind 2018 met 500 te verminderen ten opzichte van eind 2017. In de monitor in 2018 zal in toenemende mate hierop de focus liggen. Dat wil niet zeggen dat andere elementen niet van belang zijn. Ze dienen echter gezien te worden in het licht hiervan. Wanneer de gemeente Breda in deze kernopdracht slaagt betekent dit niet alleen een substantiële vermindering van de Buig gelden, maar betekent dit ook dat minder mensen in de gemeente Breda een beroep hoeven te doen op de bijstand en heeft het een positief effect op de armoedebestrijding. In deze monitor valt te lezen op welke wijze hierop wordt ingezet.

§ 1. Arbeidsmarkt
§1.1 Algemene ontwikkelingen in Nederland
Economische groei in Nederland houdt aan
Het economisch herstel zet door. In 2016 is de Nederlandse economie met 2,2 procent gegroeid. In 2017 is deze verder gestegen naar 3,1 procent. Het economisch herstel zet ook door in 2018 met een groei van 3,2%. Dit na de dubbele dip in 2009 en 2012‐2013. Een periode van acht à negen jaar voordat de economie terugkeert op het pre‐crisisniveau is voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk lang, maar komt na een financiële crisis regelmatig voor.
Een aantal internationale risico’s kan de economische economie beïnvloeden. In Europa kan de uittreding van Engeland en de financiële stabiliteit van een aantal Zuid-Europese landen de groei negatief beïnvloeden. Buiten Europa zijn de beleidsonzekerheid in de VS, bijvoorbeeld op het gebied van handelsbarrières, en geopolitieke spanningen rondom Noord‐Korea en in het Midden‐Oosten belangrijke risico’s.
Arbeidsmarkt Nederland verbetert
De aantrekkende economie vertaalt zich in 2017 in een landelijke groei van de werkgelegenheid (werkzame beroepsbevolking) van 2,1 procent. Deze groei is vooral zichtbaar in de marktsector. Ook voor 2018 wordt een verdere groei voorzien van 2 procent
Landelijk daalt de werkloosheid van 6,0 procent in 2016 naar 4,9 procent in 2017. In 2018 wordt een verdere daling tot 3,9 procent verwacht, het laagste werkloosheidsniveau sinds 2001. De groei van de werkgelegenheid zorgt landelijk voor een behoorlijke daling van de werkloosheid.
Het totale aanbod op de arbeidsmarkt (werkenden plus werklozen) stijgt, naast de verhoging van de AOW-leeftijd, vooral door demografische ontwikkelingen en (her)toetreders op de arbeidsmarkt. De werkgelegenheidsgroei kan een groot deel van het extra arbeidsaanbod absorberen, waardoor de werkloosheid verder daalt.
De verschillen tussen mensen op de arbeidsmarkt nemen toe. De belangrijkste redenen daarvoor zijn baanpolarisatie (waarbij vooral banen in het middensegment verdwenen zijn) en de toenemende flexibilisering.
Nederland kent, in vergelijking met andere landen, een grote flexibilisering van de arbeidsmarkt. De kans op een vast contract vanuit een flexibele arbeidsovereenkomst was tijdens de crisis duidelijk kleiner geworden. De aanhoudende stijging van de vraag naar arbeid gaat momenteel gepaard met een substantiële toename van het aantal vaste arbeidscontracten, met een toename van 146 duizend personen sinds het laagtepunt in 2015. Dat het aantal vaste contracten weer stijgt, betekent overigens niet dat de arbeidsmarkt niet verder flexibiliseert (CPB maart 2018).
Bedrijven hebben in toenemende mate met personeelstekort te kampen, maar de
arbeidsmarkt is momenteel niet zo krap als in 2008, kort vóór de crisis. Begin dit jaar
gaf een op de vijf bedrijven aan met personeelstekort te kampen. Dat zijn er twee keer zo veel als één jaar eerder. Begin 2008 waren er 32 vacatures per duizend banen. In het
laatste kwartaal van vorig jaar waren dat er 27. Het CPB concludeert dar er geen aanwijzingen zijn dat op macroniveau de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt verslechtert, maar dat bedrijven wel in toenemende mate moeite hebben om geschikt personeel te vinden. 5

§ 1.2 Arbeidsmarkt West-Brabant

Werkgelegenheid niet verder gedaald
Door de economische crisis is het aantal banen in West-Brabant tot 2015 sterk gedaald. In 2016 is aan deze daling een eind gekomen en in 2017 is voor het eerst weer sprake van een aanzienlijke werkgelegenheidsgroei van 2 procent.

West-Brabant is een regio met relatief veel werkgelegenheid in de industrie, bouw, groothandel, vervoer & opslag en detailhandel. Ook de zakelijke dienstverlening biedt veel werkgelegenheid, maar deze sector is ondervertegenwoordigd in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Daarnaast zijn de financiële sector, ICT, onderwijs, zorg & welzijn en horeca licht ondervertegenwoordigd qua werkgelegenheid.

Beroepsbevolking neemt toe, maar blijft achter bij overige Brabantse regio’s
De West-Brabantse beroepsbevolking steeg in de periode 2003-2014 met gemiddeld 0,6% per jaar naar 370 duizend personen eind 2013. Door de economische crisis en het daarbij optredend ontmoedigingseffect daalde de beroepsbevolking naar 368 duizend personen in de periode 2014-2016. In 2017 stijgt de regionale beroepsbevolking tot 371 duizend personen. De bruto arbeidsparticipatie (het aandeel van de beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking) stijgt van 69,9% in 2016 naar 70,2% in 2017. Ook voor 2018 wordt een lichte toename verwacht.
In de periode 2003-2013 is vooral een stijging van de beroepsbevolking zichtbaar bij vrouwen. Door de toenemende participatie neemt het aandeel van vrouwen in de beroepsbevolking aanzienlijk toe. Door de economische crisis werd deze trend (tijdelijk) onderbroken. In 2017 is de vrouwelijke beroepsbevolking weer met 1,2% gestegen.
De West-Brabantse beroepsbevolking blijft in ontwikkeling achter bij de overige Brabantse regio’s. De toename in de periode 2014 2017 (+0,8%) blijft achter bij de groei in de andere Brabantse regio’s (gemiddeld +2%).

Werkloosheid (niet-werkende werkzoekenden) gedaald
Het aantal bij het UWV ingeschreven niet-werkende werkzoekenden in West-Brabant (RWB-regio) is het afgelopen jaar (2017) gedaald met bijna 13 duizend personen (-38%) tot 21.090 personen. De daling was in de 2e helft van 2017, met -22%, iets groter dan de daling in de eerste helft van 2017 (-20%). 6 Het aantal werklozen in West-Brabant is vooral gedaald bij personen in de leeftijd tot 27 jaar (-68%) en bij de 27 tot 50-jarigen (-45%). De daling van 50-plussers blijft hierbij duidelijk achter (-25%).
Als we kijken naar geslacht, dan is de daling net iets groter bij mannen (-38%) dan bij vrouwen (-37%).

Stijgende vraag naar personeel(vacatures) houdt aan
In de afgelopen jaren is het aantal openstaande vacatures1 in de regio fors gestegen. Door de aantrekkende economie zijn steeds meer bedrijven op zoek naar (nieuw) personeel.
1 Openstaande vacatures UWV arbeidsmarktregio West-Brabant
Het aantal openstaande vacatures steeg in de periode 2014-2017 van 1.955 vacatures eind 2014 naar 4.820 vacatures eind 2016 en naar 8.875 openstaande vacatures eind 2017. Toch is de krapte op de arbeidsmarkt nog lang niet terug op het hogere niveau van 2008. Met uitzondering van specifieke bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld de metaal, de bouw en de ICT, is van grote schaarste op de arbeidsmarkt nog geen sprake.

§ 1.3 Arbeidsmarkt Breda
Herstel arbeidsmarkt zet door
In 2017 zet het herstel van de Bredase arbeidsmarkt duidelijk door. Het aantal banen in Breda stijgt, na drie jaar van stabilisatie, met 2,1 procent in 2017. Breda telt in 2017 101.902 werkzame personen inclusief uitzendkrachten. Het aantal uitzendkrachten stijgt in 2017 eveneens sterk met 726 personen. Samen met een verdere toename van het aantal vacatures, een sterk dalende werkloosheid en een op landelijk niveau groot producenten- en consumentenvertrouwen duidt dit op een aanhoudende economische groei. Voor 2018 wordt een werkgelegenheidsgroei verwacht van 2 procent.

In vrijwel alle sectoren neemt de werkgelegenheid toe. De grootste sector in Breda, de gezondheids- en welzijnszorg (16.760 werkzame personen) groeit in 2017 met 227 werkzame personen. De grootste stijgers zijn daarnaast de onderwijssector (+343), de sector advisering, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening (+318) en de detailhandel (+274). Een forse afname is alleen te zien bij de sector vervoer en opslag (-240).
De arbeidsparticipatie blijft ook de komende jaren trendmatig stijgen. Het arbeidsaanbod stijgt de komende jaren, naast de verhoging van de AOW-leeftijd, door extra toetreding van mensen die voorheen niet participeerden op de arbeidsmarkt. Vanaf 2016 treden meer mensen toe op de arbeidsmarkt vanwege hogere baanvindkansen.

Aanhoudende daling werkloosheid
Gedurende de periode 2012-2015 steeg de werkloosheid in Breda fors. Het Bredase werkloosheidsniveau steeg naar 7,2% in 2015. In 2016 en 2017 daalde zij en kwam uit op respectievelijk 5,8% en 4,5%. Volgens de verwachtingen van het CPB zal het werkloosheidsniveau in 2018 verder dalen. Eind 2018 wordt in Breda een werkloosheidspercentage van circa 3,5% verwacht. Dit is ruim de helft lager dan het hoogste niveau in 2013.

De omvang van de Bredase werkloosheid (NWW) steeg in de periode 2012-2015 gemiddeld met 25% tot bijna 12 duizend personen eind 2015. In 2016 werd een voorzichtige daling zichtbaar.
Eind 2017 zijn bijna 6 duizend personen in Breda werkloos. Dit is een daling van 41% ten opzichte van december 2016. De daling in het 2e halfjaar van 2017 is met -24% vrijwel gelijk aan de daling in het 1e halfjaar van 2017 (-23%). De werkloosheid daalt daarmee iets harder in Breda dan in de RWB-regio (-38%).
De afname onder werkloze jongeren (tot 27 jaar) in 2017 is in Breda (-72%) behoorlijk groter dan gemiddeld; de daling van oudere werklozen (55+) blijft daarentegen sterk achter (-22%) bij het Bredase gemiddelde. De daling van werklozen met een laag opleidingsniveau (t/m vmbo) blijft in 2017 achter bij de daling van werklozen vanaf mbo niveau.
Het werkloosheidsniveau onder lager opgeleiden blijft in Breda relatief hoog. In 2017 lag het werkloosheidspercentage van de lager opgeleiden op 8,4 %, tegen 5,1% van middelbaar opgeleiden en 2,0% van de hoger opgeleiden.
Het Bredase werkloosheidspercentage voor lager opgeleiden ligt ook hoger dan het percentage lager opgeleiden voor de regio West-Brabant (7,6%).

Daling aantal WW-uitkering groter in tweede helft 2017
In 2016 daalde het aantal WW-uitkeringen in Breda met 9% tot 4.685 uitkeringen. In 2017 daalt het aantal WW-uitkeringen in Breda verder tot 3.733 uitkeringen (-20%). De daling was in 2e halfjaar van 2017 groter (-14%) dan in het 1e halfjaar (-8%).
De daling van het aantal WW-uitkeringen in Breda was in 2017 minder groot dan de regionale afname (-23%). 8
In 2017 meer vacatures. De vervangingsvraag blijft groot
De periode 2011-2014 werd gekenmerkt door een ruime arbeidsmarkt. Het aantal vacatures lag structureel op een laag niveau en de werkloosheid was hoog. Vanaf 2015 ontstaat langzaam een kentering op de Bredase arbeidsmarkt: het aantal ontstane vacatures is inmiddels sterk stijgende en kwam in 2017 in Breda naar schatting ruim boven de 10 duizend vacatures uit; daarnaast is de werkloosheid sterk dalende.
De komende jaren zullen ook veel vacatures ontstaan ter vervanging van het huidig personeel. De vervangingsvraag zal op landelijk niveau veruit de belangrijkste component vormen voor het aantal baanopeningen, dit gezien de relatief grote vervangingsvraag (2,8% van de werkgelegenheid) in vergelijking met de uitbreidingsvraag (1,0% van de werkgelegenheid)2.
2 De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2022, ROA Maastricht-R 2017/10 9

§ 2. Ontwikkeling bijstandspopulatie in Nederland

Het aantal personen met een bijstandsuitkering is in 2017 met 3,5 duizend gedaald. Dit is de eerste daling sinds 2008. Alleen het aantal 27- tot 45-jarigen met bijstand is afgenomen. Bij de 45-plussers was er nog een duidelijke groei. Ook onder personen met een niet-westerse achtergrond nam het aantal toe. Eind 2017 telde Nederland 461 duizend bijstandsgerechtigden tot de AOW-leeftijd. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

Vergelijking instroom in de bijstand in de gemeente Breda met andere gemeenten
Stabiele tendens instroom lager dan gemiddeld in vergelijking met andere gemeenten.

Vergelijking uitstroom in de bijstand in de gemeente Breda met andere gemeenten
Stijgende tendens uitstroom lager dan gemiddeld in vergelijking met andere gemeenten. 10

§ 2.1 Ontwikkeling bijstandspopulatie in Breda

In de gemeente Breda is vanaf september 2017 sprake van een vermindering van het aantal personen in de bijstand en het aantal uitkeringen. Vanaf januari zet deze trend zich verder door. In de maanden januari tot april 2018 is er sprake van een afname van bijna 100 uitkeringen. Deze tendens valt enerzijds te verklaren uit de gewijzigde economische situatie waardoor er minder mensen bijstand aanvragen en anderzijds door de ingezette maatregelen door de gemeente Breda op het gebied van intensivering naar werk en de start van de sluitende aanpak. In paragraaf 5 wordt de inzet van dit maatregelenpakket nader toegelicht. Te verwachten valt dat de trend van de afname onder invloed van bovenstaande elementen verder zal doorlopen. Temeer omdat de trend nog niet gelijk loopt aan de ontwikkeling op de arbeidsmarkt in Nederland en ook niet gelijk met de uitstroom uit de WW. Dit heeft onder meer te maken met het zgn. na-ijl effect in de bijstand.
In bijgaand overzicht wordt eerst gekeken naar een aantal kengetallen zoals instroom/ uitstroom en aantal uitkeringen.
Daarnaast wordt in dit verslag vooral aandacht besteed aan die elementen die hierop van invloed zijn en waarbij verdere sturing hierop positieve invloed zal hebben op het aantal mensen die (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, het aantal uitkeringen, en de daaraan gekoppelde Buig gelden.

§2.1.1 Aantal personen in de bijstand (status april 2018) 11

§2.1.2 Aantal uitkeringen per peildatum

Allereerst een overzicht van het verloop van het aantal uitkeringen. Over de periode waarop deze voortgangsrapportage betrekking heeft is er sprake van wisselende tendens; per 1 augustus 2017 5105 verstrekte uitkeringen. Per januari 2018 neemt dit aantal af. Per 1 april 2018 zijn dit nog 4950 verstrekte uitkeringen.

Inmiddels is er sprake van een duidelijke trend. In de afgelopen 3 maanden worden er bijna 100 uitkeringen minder verstrekt 5046 op 1 januari 2018 en 4950 op 1 april 2018. De ambitie is 500 uitkeringen minder op 1 januari 2019 dan op 1 januari 2018.

§ 2.1.3 Soort uitkeringen en aantal per regeling


Opvallend is dat het aantal Bbz uitkeringen in Breda beneden het landelijk gemiddelde ligt van de 3%. Door middel van 2 projecten (155 Help een Bedrijf in samenwerking met IMK en SOLO) is getracht om verder aandacht te vragen voor de Bbz mogelijkheden en tegelijkertijd te voorkomen dat ondernemers instromen in de reguliere bijstand na een bedrijfsbeëindiging of faillissement. Hier kan verder op ingezet worden. Daarnaast wordt in 2018 verder ingezet op de Bbz door middel van collectieve bijeenkomsten onder de bestaande uitkeringsgerechtigden en door middel van samenwerking met onder meer The First Step To; vooral bedoeld voor statushouders. Meer frequente voorlichting en betere afstemming in de uitvoeringspraktijk kan het aantal Bbz uitkeringen (dat voor 90% declarabel is) doen toenemen ten gunste van het aantal reguliere bijstandsuitkeringen.

§ 2.1.4 Bijstandsuitkering en opbouw per leeftijd 13

Het aantal van de klanten die 65 jaar en ouder zijn is in het tweede halfjaar licht gestegen. Per 1 juli 2017 was dit aantal nog 109 ten opzichte van 141 (1 april 2018). Dit is een landelijke tendens als gevolg van de wijziging van de ingangsdatum van de AOW.

Het aantal jongeren tot en met 27 jaar neemt af. In januari 2017 616 en per 1 juli 2017 689 jongeren. Per 1 april 2018 655. Zeker gelet op de introductie in de Participatiewet van art.13 (art 13 2de lid onder C) waarbij school en werk een voorliggende voorziening zijn, is het aantal jongeren hoog. In januari 2018 is voor deze doelgroep een onderzoek afgerond. Doel was om te kijken of een substantieel gedeelte aan het werk of naar school kan. De uitkomst van dit onderzoek leverde op dat 66 jongeren naar school toe kunnen. Deze groep zal gedeeltelijk in april en september 2018 uitstromen uit de bijstand. Dit deelproject maakt deel uit van de Business Case ‘Aan de slag in Breda‘, zie hiervoor paragraaf 5.

§ 2.1.5 Statushouders


Uit de grafiek blijkt dat er in 2016 onevenredig veel meer statushouders een bijstandsuitkering hebben ontvangen dan in de verschillende jaren vóór 2016. Deze tendens qua instroom is in 2017 veranderd; 338 in 2016 ten opzichte van 212 in 2017. Deze tendens zet zich in 2018 verder voort. Over de eerste 3 maanden van 2018 stroomden 25 statushouders in de bijstand. Over geheel 2018 gerekend zou dat 100 zijn. 14

In totaal maken statushouders nu ongeveer 13,5 % (793 personen) deel uit van het totale klantenbestand. Dit is een stabilisatie qua aantal in vergelijking met juli 2017 (792 personen). De publicatie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2016 wijst uit dat één op de drie statushouders van 15-64 jaar in Nederland een betaalde baan heeft. Dat is 33%. Velen van hen (67%) zijn duurzaam afhankelijk van een bijstandsuitkering.

In de rapportage van het eerste half jaar van 2017 hebben we aandacht gevraagd voor de mogelijke sturingsinstrumenten die hierbij verder konden worden ingezet om het aantal statushouders die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, te verlagen. Het is een relatief snel stijgend aantal met te weinig uitstroom. In de tussentijd is het Statushoudersproject veel beter aangesloten bij het reguliere proces van Re-Integratie en werk (WSP) en is er de ambitie dat minimaal 50 statushouders uitstromen naar betaalde arbeid via het WSP. In het WSP is een werkgeveradviseur speciaal voor de statushouders gestart en is er ook in het Re-Integratieteam voor de statushouders een Re-integratiecoach gestationeerd. Daarnaast doen statushouders nu mee aan Leer werk trajecten (koksopleiding) en maken een start als zelfstandig ondernemer via de First Step To. Zie hiervoor verder de Business Case (paragraaf 5)

§ 2.1.6 Kostendelers
Kostendelers hebben gelet op hun verlaagde bijstandsnorm, en bij vergelijkbare kansen op de arbeidsmarkt, meer kans om bijstandsonafhankelijk te worden. Het gaat hier om een groep van 543 uitkeringen (10,67% van het totaal aantal uitkeringen). De kans tot bijstandsonafhankelijkheid neemt toe wanneer er sprake is van inkomsten uit arbeid uit deeltijd. Vanuit het project Tijdelijk Ombuigen bij het Onderdeel ‘Van Deel naar Heel’ is in 2017 al een aantal van deze kostendelers geselecteerd. Door contact met de werkgever te zoeken wordt getracht – in overleg met betrokkene – het aantal uren van deeltijdarbeid op te hogen zodat er een situatie ontstaat van bijstandsonafhankelijkheid. Dit heeft mede geresulteerd in een afname van het aantal kostendelers in de bijstand in januari 2017 564 klanten, per 1 januari 527 klanten en per 1 april 2018 501 klanten.

§ 2.1.7 Deeltijdarbeid
Van werk naar werk verloopt in de regel beter dan van een uitkering naar werk ook wanneer dat werk uit deeltijdarbeid bestaat. Deeltijdarbeid levert ook een besparing op: gemiddeld 219.000 euro op maandbasis.

De gemiddelde gekorte hoogte van de inkomsten uit deeltijd is lager dan het landelijke gemiddeld. Over alle uitkeringen gerekend is er in Breda een gemiddelde besparing per uitkering van € 44,40 in het tweede half jaar van 2017, terwijl dit landelijk gemiddeld € 46,55 is. In Breda wordt beter dan landelijk gemiddeld de zgn. vrijlating toegepast op deeltijd inkomen. Dit verklaart voor een gedeelte de minder opbrengst aan gekorte uitkering op inkomsten uit deeltijd (art. 31 2e lid onder N en R).
De sturing zit enerzijds in het verder promoten van deeltijdarbeid en het aangeven aan bijstandsgerechtigden dat deeltijdarbeid heel goed een eerste stap kan zijn richting bijstandsonafhankelijkheid en er sprake is van een vrijlating op deze inkomsten. De Participatiewet ondersteunt inkomsten uit deeltijdarbeid door middel van de toepassing van een gedeeltelijke vrijlating op de inkomsten (art. 31 2e lid onder N en R). Tegelijkertijd dienen we te blijven kijken naar mogelijkheden bij bijstandsgerechtigden om van deeltijdarbeid naar verdere uren uitbreiding te komen zodat de uitkering kan worden beëindigd. Dit hebben we gedaan in het Project Tijdelijk Ombuigen en dit zetten we voort in de Business Case het project ‘Aan de slag in Breda’ in 2018 onder het Deelproject ‘Van Deel naar Heel’.

§ 2.1.8 Handhaving
Handhaving gebeurt vanuit het solidariteitsbeginsel. Indien er sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik dient hierop te worden geacteerd door middel van terugvordering, maatregeloplegging of een boete. Door het continu geven van goede voorlichting, tijdens het aanvraagproces, in de beschikking, en in latere contacten met de klant is het zaak zo goed mogelijk duidelijk te maken wat van hem of haar wordt verwacht. Zo worden mogelijke (onbedoelde) misstappen voorkomen en kan gedrag ook worden bijgestuurd zonder dat een maatregel of een boete hoeft te worden opgelegd.

§ 2.1.8.1 Maatregeloplegging
Een maatregeloplegging of boete is een in laatste instantie scenario en dient omgeven te worden met de nodige waarborgen. Gelet op het feit dat een maatregeloplegging een corrigerende werking heeft dient het direct na het verzuim (waar de maatregel betrekking op heeft) te worden gegeven.

Omgerekend naar het aantal landelijke maatregelen zou dit voor de gemeente Breda een gemiddeld aantal maatregelen per jaar opleveren van 330. De score was over geheel 2017; 65. In 2018 is al een eerste stap gemaakt met de sluitende aanpak waarbij we in toenemende mate voorlichting, handhaving en maatregeloplegging (voor niet willers) hand in hand oppakken. In de eerste 3 maanden heeft dit inmiddels geleid tot een toename van het aantal maatregelen; 22 over 3 maanden. Dit zullen we in de komende periode verder oppakken. Zie onderstaande tabel.

De sluitende aanpak is bij het maatregelenpakket voor 2018 als volgt omschreven;
Door middel van voorlichting (door middel van collectieve bijeenkomsten), betere toepassing van de rechtmatigheid, handhaving en maatregeloplegging zullen in toenemende alleen die mensen een uitkering gaan ontvangen die hier ook daadwerkelijk recht op hebben en naar hun vermogen de uiterste inspanning verrichten om het verblijf in de bijstand zo kort mogelijk te houden. Op deze wijze komt de solidariteitsgedachte van de bijstand tot zijn recht en kunnen juist die uitkeringsgerechtigden die recht hebben op een uitkering adequater worden geholpen en is er meer tijd voor maatwerk aanpak. Immers door genoemde aanpak in combinatie met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt zal de instroom verder afnemen.
Op dit moment treffen we bij teveel klanten in de bijstand een vrijblijvende houding aan bij veel. De houding leidt niet tot actie om aan het werk te gaan. Met de nieuwe aanpak willen we de klanten van te voren informeren wat de gemeente Breda voor hen kan betekenen richting werk, maar ook wat wij van onze klanten in de bijstand verwachten. Het instrument van maatregeloplegging willen we hierbij hanteren als laatste instrument om het gedrag van klanten te corrigeren. Dit binnen de gestelde kaders van de wet- en regelgeving.
Met onder meer collectieve voorlichtingsbijeenkomsten voorafgaande aan de aanvraag van de bijstand zijn we in februari 2018 gestart om de sluitende aanpak meer gestalte te geven. Tegelijkertijd hebben we het proces van handhaving verder inhoud gegeven en gekoppeld aan de visie in het Uitvoeringsplan (pagina 39 Uitvoeringsplan). Dit heeft op het gehele palet van misbruik en oneigenlijk gebruik betrekking. (intrekking, terugvordering en boete oplegging) betrekking.

§ 2.1.8.2 Fraudebestrijding
Conform het Programma Toezicht &Handhaving voor 2017 is op basis van het Uitvoeringsplan een aantal acties uitgezet:
▪ Het onderzoeken van 2700 aanvragen en wanneer dit onderzoek hiertoe aanleiding geeft volgt er een diepgaander nader onderzoek met betrekking tot deze dossiers.
▪ Uit wordt gegaan van 675 van de 2700 aanvragen waarop een diepgaander nader onderzoek dient te worden uitgevoerd. (planning verrichten nader onderzoek)
▪ Uitvoeren van 260 fraudeonderzoeken onder uitkeringsgerechtigden, waaronder onderzoeken in het kader van het project L.A.A.*
▪ Uitvoeren van circa 85 fraudeonderzoeken in regio West-Brabant conform het regionale convenant.

• Bij het verrichten van nader onderzoek (194 realisatie) kwam er in totaal 50 keer geen uitkering tot stand.
• Bij het uitvoeren van de onderzoeken MEDE in het kader van het project L.A.A* (142 realisatie) is er sprake geweest van 35 voorstellen tot beëindiging van de uitkering en 26 voorstellen tot terugvordering van de uitkering.
• Bij het uitvoeren van de fraudeonderzoeken in het kader van het regionaal convenant zijn er 76 dossiers gerealiseerd. Het resultaat van deze onderzoeken wordt aan het einde van het jaar regionaal vastgesteld (€ 418.574,36 geïncasseerd – beoogd was € 400.000,00).Vanuit de cluster fraude zijn in 2017 totaal 44 boete voorstellen gedaan.

• Wijzigingen in de organisatie, trainingen en lastige inzetbaarheid bij vervangend personeel heeft in de laatste 3 maanden van 2017 er gezorgd voor een verminderd resultaat ten opzichte van de planning. Deze aanpassingen zijn in 2018 achter de rug.
*L.A.A. = Landelijke Aanpak Adresonderzoeken.

§ 3. Beoogde resultaten 2017 en 2018
§ 3.1 Klanttevredenheid onder bijstandsgerechtigden
Het beoogde resultaat voor 2017 is: dat de klanttevredenheid onder bijstandsgerechtigden over 2017 hoger is dan de klanttevredenheid van 2014.
Dit betekent dat in 2018 een KTO dient te worden afgenomen onder die personen die in 2017 een bijstandsuitkering hebben ontvangen. De opzet van het KTO kan aansluiten bij de in 2017 geïntroduceerde organisatieprincipes van Maatwerk, Integrale benadering (één regisseur; één plan), Nabijheid (in de omgeving, persoonlijke benadering en bereikbaarheid), Tijdigheid (in preventie en tijdigheid van besluiten).
Als vorm zal een aselecte steekproef worden gemaakt waarvan de uitslag representatief is. Opzet in het 2e kwartaal 2018 en operationalisering 3e kwartaal van 2018.

§ 3.2 Klanttevredenheid onder werkgevers
Het beoogde resultaat voor 2017 is: dat de klanttevredenheid onder werkgevers over 2017 hoger is dan het cijfer 7.
In de regel gaat het bij het KTO onder werkgevers over de mate waarin de werkgever zich ontzorgt voelde in het proces van vraag en aanbod (Maatwerk), besluiten snel door gemeenten worden genomen, subsidie aanvragen snel en vakkundig zijn afgedaan, en de bereikbaarheid (Tijdigheid).
Als vorm zal een aselecte steekproef worden gemaakt onder een werkgeversgroep waarvan de uitslag representatief is. Opzet in het 2e kwartaal 2018 en operationalisering 3e kwartaal van 2018.

§ 3.3 Jaarlijkse ontwikkeling klantenbestand
Het beoogde resultaat: De jaarlijkse ontwikkeling van het klantenbestand (de procentuele stijging of daling) blijft in de gemeente Breda onder of gelijk aan de landelijke ontwikkeling zoals gemeten door het Centraal Plan Bureau (1,54 % in 2017 en 2,3% in 2018). Het CPB indexeert jaarlijks op aantal uitkeringen en niet op personen in de bijstand. De norm is vastgesteld op 5036 en per 1 januari op 4924
In totaal tot en met augustus 2017 157 boven de norm = 2.14 % i.p.v. 1,54%.
Vanaf januari 2018 is er weliswaar nog steeds sprake van een te hoog aantal uitkeringen ten opzichte van de norm, tegelijkertijd zien we met de daling van bijna 100 uitkeringen in 3 maanden tijd (januari t/m maart 2018) dat deze norm steeds meer in het zicht komt. Zie hiervoor onderstaande tabel.

Per 1 april 2018 is het aantal uitkeringen (realisatie) in Breda 4950 en de norm CPB 4924. Vanaf januari 2018 is er sprake van een duidelijke kentering in het klantenbestand
Bij een gelijkblijvende verdere ontwikkeling van de daling van het klantenbestand wordt deze norm in mei 2018 al bereikt. Bij dezelfde ontwikkeling in het klantenbestand zal dit in totaal voor 2018 leiden tot een positief resultaat in relatie tot de CPB norm.
De ontwikkeling in het klantenbestand wordt naast de ontwikkeling op de arbeidsmarkt mede bepaald door de gestelde ambitie bij het WSP, de uitvoering van de business case ‘Aan de slag in Breda’, en de sluitende aanpak. Naar verwachting 500 minder uitkeringen op 1 januari 2019 dan op 1 januari 2018. Zie voor deze ontwikkeling onderstaande grafiek en tabel.

§ 3.4 Uitstroom door werk +15% t.o.v. 2016
Het beoogde resultaat: Jaarlijks stromen 15% meer mensen uit de uitkering uit naar werk/zelfstandig ondernemerschap dan het jaar daarvoor. In 2016 waren dit 465 personen. De norm voor 2017 is 15 % hoger. Dit betekent dat 535 personen dienen uit te stromen naar werk of zelfstandige arbeid. De meting is verricht tot en met december 2017. Op dat moment zijn er 539 personen uitgestroomd uit de uitkering een percentage van 15,9. Iets hoger dan de ambitie.
Voor 2018 hebben we gelet op de economische ontwikkeling en de getroffen maatregelen een hogere ambitie gesteld. Deze ambitie is dat er in totaal 500 minder uitkeringen verstrekt worden op peildatum 1 januari 2019 ten opzichte van 1 januari 2018. Tegelijkertijd dient conform het Uitvoeringsplan 2017 /2018 er sprake te zijn van 15% meer mensen aan het werk in 2018 dan in 2017.
In 2017 zijn dat 539 personen conform die ambitie dient dit in 2018 620 te zijn.
In onderstaand overzicht zijn de gegevens over de maand februari 2018 nog niet helemaal verwerkt.

§ 3.5 Duurzame uitstroom door werk +20 % t.o.v. 2016
Het beoogde resultaat: Het aantal mensen dat jaarlijks duurzaam uitstroomt naar werk/ zelfstandig ondernemerschap is 20% meer dan het jaar daarvoor; 493.
In 2016 zijn 465 uitkeringen beëindigd met als reden arbeid in dienstbetrekking/ zelfstandigheid. Hiervan zijn 411 uitkeringen na 6 maanden nog steeds beëindigd.
Dit betekent dat in 2017 het aantal mensen dat jaarlijks duurzaam uitstroomt 493
(411 + 20%) dient te zijn. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over het totaal resultaat van 2017 omdat de uiterste termijn hiervan ligt op 30 juni 2018. Het resultaat over 2017 zal in de monitor werk en inkomen bij de 2e Berap 2018 worden meegenomen.
Wel is in onderstaande grafiek aangegeven wat de relatie in aantal is tussen de duurzame uitstroom en niet duurzame uitstroom per maand over het 1e half jaar van 2017.

§ 3.6 Intensivering uitzendbranche
Het beoogde resultaat is: In 2017 en 2018 gaan meer mensen flexibel werken als gevolg van de intensivering van de samenwerking met de uitzendbranche. In 2017 en 2018 worden hierdoor 60 uitkeringen beëindigd.
Momenteel zijn we al in een verder gevorderd stadium met de uitzendbranche en liggen er concrete afspraken op grond waarvan we geformuleerde resultaten in 2017 en 2018 kunnen behalen. Hiervan dient nog een aparte gestructureerde registratie in het automatiseringssysteem (Suite) van de gemeente te worden ingezet.
De samenwerking met de uitzendbranches heeft zich in het afgelopen half jaar en in de eerste periode van 2017 verplaatst van flexibilisering naar duurzame uitstroom. Niet alleen zijn uitzendorganisaties zoals Tempo Team, Randstad en Olympia uitzendbureau bereid om contracten aan te bieden met een duurzaam karakter (meer dan 6 maanden). Ze doen ook in toenemende mate een beroep op de gemeente voor het leveren van kandidaten. Door de arbeidsmarktontwikkeling – het patroon van vraag en aanbod- zoeken ze nu ook naar kandidaten die een langere afstand hebben tot de arbeidsmarkt en statushouders. De contracten die hierover gesloten zijn in de eerste 3 maanden van 2018 in het kader van de Business Case ‘Aan de slag in Breda’(paragraaf 5)
geven hiervan een beeld. Daarnaast bieden ze ook nog steeds flexibele contracten aan voor uitkeringsgerechtigden. Het element van ‘werk naar werk’ is beter dan van een ‘uitkering naar werk’ is een belangrijke afweging is om in bepaalde gevallen aansluitend bij de werkzoekende van deze optie gebruik te maken.

§ 3.7 Baanafspraken gemeente Breda
Het beoogde resultaat: Het aantal gerealiseerde baanafspraken voor de gemeentelijke verplichting in Breda verdubbelt in 2017 en 2018 jaarlijks ten opzichte van het aantal in 2016 (exclusief extra detacheringen SW).
Hiervan zijn er 15,4 direct bij de gemeente en 37,7 via detachering bij ATEA. 22

In 2017 is de norm 18 exclusief detacheringen. Het aantal gerealiseerde banen zonder detacheringen ligt daarmee net onder gestelde norm; 15,4 over geheel 2017.

Zie onderstaande grafiek.

Inclusief detacheringen is de realisatie per 1 januari 2018 in totaal 53,1 banen. Hiervan zijn er 15,4 direct bij de gemeente gerealiseerd en 37,7 via detachering bij Atea.

§ 3.8 Baanafspraken regio West-Brabant
Beoogd resultaat is: Het aantal gerealiseerde baanafspraken is in West-Brabant in de periode 2017-2019 1967. Dit beoogde resultaat ligt ook voor een gedeelte buiten de invloedssfeer van de gemeente Breda.


Toelichting
Het nettoresultaat van de banenafspraak over kwartaal 3 van 2017 (Bron UWV rapportage januari 2018) laat zien dat er in West Brabant in totaal 793 banen volgens baanafspraak zijn gerealiseerd. Voor 2017 was indicatief een groei t.o.v. de 0-meting voorzien van 1164. De doelstelling voor heel 2017 is dus nog niet behaald. Wel is er een licht stijgende lijn te zien over de afgelopen kwartalen. In het laatste kwartaal van het jaar zullen er nog 371 banen bij moeten komen.
De doelstelling voor de banenafspraak 2018 West-Brabant is 1.545 baanafspraken in West-Brabant:

§ 3.9 30% van de kandidaten verbetert positie
Het beoogde resultaat: Jaarlijks verbeteren 30% van de kandidaten die ontwikkelperspectief hebben hun uitgangspositie voor participatie.
Deze vaststelling werd voorheen gedaan aan de hand van de participatieladder. Sinds de aanlevering van deze informatie aan het SRG (Stichting Registratie Gemeenten) niet meer noodzakelijk is, wordt de Participatieladder voor dat doel niet meer adequaat bijgehouden.

§ 3.10 In 2017 hebben alle klanten een persoonlijk plan.
Het beoogde resultaat: Op 31-12-2017 hebben alle klanten een persoonlijk plan.
In april 2017 is gestart met het maken van persoonlijke plannen voor de klanten. Er is gestart met alle nieuwe klanten. Dit betekent dat iedereen die een uitkering aanvraagt naast de rechtmatige beoordeling van de bijstand ook een integrale analyse (werk & inkomen, wmo, schuldhulpverlening) krijgt, er een klantbeeld wordt opgemaakt en daarnaast nog een persoonlijk plan opstelt met de regisseur. 24

Implementatie van het persoonlijke plan en afstemming met de andere leefgebieden en vertraging in de registratie in het systeem van de plannen heeft geleid tot een achterstand in relatie tot de planning.

Door verschillende oorzaken is er later gestart met het maken van de persoonlijke plannen dan bedoeld. De opmaak van het 3d format heeft lang op zich laten wachten.
De opstelling van het persoonlijk plan is een uiting van de integrale aanpak. Er zijn daarnaast ook andere uitingen zoals de gesprekken, het vormen van een klantbeeld en de kwalitatieve toeleiding naar werk of activering. Deze hebben wel plaatsgevonden in 2017. Het betekent echter wel dat er in 2018 nog een inhaalslag gemaakt moet worden wat betreft de persoonlijke plannen gelet op onderstaande cijfers. Dit ook omdat het persoonlijke plan wel een meerwaarde heeft bij de vaststelling van de route van de klant richting zelfstandige bestaansvoorziening in de brede context. In totaal zijn er 683 persoonlijke plannen afgerond en 671 persoonlijke plannen opgesteld (deze dienen nog afgerond te worden). Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met de klant welke niet altijd tot ene persoonlijk plan heeft geleid bijvoorbeeld omdat de klant direct bemiddelbaar was naar werk.

§ 3.11 In 2017 is de afstand tot de arbeidsmarkt in beeld
Het beoogde doel is: Op 31-12-2017 is van alle klanten met een participatietraject in beeld wat hun afstand tot de arbeidsmarkt is en welke stappen nog genomen moeten worden. Dit resultaat valt samen met punt 3.9; De vaststelling en de methodiek van berekening (werkwijze) en het resultaat zal in de volgende voortgangsrapportage worden beschreven.

§ 4. Speerpunten Uitvoeringsplan
§ 4.1 Speerpunt Werkgeversbenadering
Het Werkgeversservicepunt Breda is verder doorontwikkeld. In samenwerking met de overige drie Werkgeversservicepunten in de regio West-Brabant is er een gezamenlijk marktbewerkingsplan opgesteld. Tevens worden werkgevers meer betrokken bij diverse bijeenkomsten waar werkzoekenden en werkgevers elkaar ontmoeten, bijvoorbeeld bij Talent en Ambitie en de Banenmarkt, Hazeldonk (als onderdeel van het Project Tijdelijk Ombuigen) en ook worden werkgevers ingezet als ambassadeurs van het Werkgeversservicepunt om de doelgroep en de dienstverlening van het Werkgeversservicepunt te promoten. Bekendheid creëren van het Werkgeversservicepunt Breda binnen de gemeente Breda is een van de prioriteiten. In 2018 zal hier verder op in worden gezet. Daarnaast zal de samenwerking met de uitzendbranche verder geïntensiveerd worden door o.a. het sluiten van convenanten.
Om de werkwijze van het WSP meer aan te laten sluiten bij de nabijheid van de klant (werkgever) en de werkgeversbenadering is er in de WSP-organisatie gestart met sectoraal werken waarbij via de verschillende sectoren direct aansluiting wordt gezocht bij de leefwereld van de werkgever. Deze sectoren zijn: groen, logistiek/transport, productie/industrie, zorg, bouw, techniek, horeca, groot-en detailhandel, facilitair/schoonmaak/ict, overheid en zakelijke dienstverlening. De sectoren zijn afgestemd met de overige 3 werkgeversservicepunten in de regio West-Brabant. Daarnaast werkt het Werkgeversservicepunt ook intensief samen met de collega’s van economische zaken door o.a. gezamenlijk bijeenkomsten voor werkgevers te organiseren en gezamenlijk op bedrijfsbezoek te gaan.
Via relatiebeheer en acquisitie bij werkgevers dient dit in toenemende mate te leiden tot uitstroom voor de werkzoekenden in de bijstand. De structuur, het proces, de resultaatgerichtheid en de samenwerking met de regisseurs en de re-integratiecoaches in de keten zijn ingericht om de resultaten tot uitstroom te optimaliseren. Dit in toenemende mate samen met Economische zaken gemeente Breda, UWV en regiogemeenten.

§ 4.2 Social Return on Investment
Gezien de kansen op het gebied van SROI, kent het SR-loket sinds februari 2018 een andere invulling. Het SR-loket vormt onderdeel van het WSP (Werkgeversservice Punt). Er zijn inmiddels twee personen fulltime werkzaam voor het SR-loket.
Met de partners van de subsidietafels heeft een gezamenlijke themabijeenkomst plaatsgevonden over SROI in relatie tot subsidies. Insteek daarbij is de betrokkenheid vanuit hun maatschappelijke functie om SROI toe te passen. Een aantal organisaties beschikt reeds over PSO (Prestatieladder Socialer Ondernemen) certificering en zijn PSO niveau 2 gecertificeerd. Voor bedrijven en organisaties met een SROI verplichting is inmiddels afgesproken dat een aantoonbaar certificaat PSO op niveau 2 betekent dat zij aan hun SR-verplichting hebben voldaan. We werken daarnaast ook verder aan de PSO-certificering van de gemeente Breda zelf, als werkgever.
De aanschaf van een monitoringssysteem regionaal verloopt voorspoedig. Streven is één systeem voor de hele regio, gefaseerd in te voeren. De gemeente Breda heeft het systeem WIZZR inmiddels aangeschaft, medio april 2018 wordt het systeem geïmplementeerd. In de regio overleggen we regelmatig over visie, verdere samenwerking en afstemming van manier van werken zodat de opdrachtnemers in de regio zo min mogelijk last hebben van verschillen tussen de verschillende gemeenten. 26

Met Wonen Breburg is een traject gestart in Geeren Noord waarbij SROI wordt meegenomen, gericht op bewoners die nu een uitkering hebben en wonen in de te renoveren complexen. Het SR-loket is hier nauw bij betrokken. Een andere manier voor opdrachtnemers om de SR-verplichting in te lossen is het project van KANS! waarbij Participatiewet kandidaten worden opgeleid tot medewerker Klantenservice.

Door middel van SROI, in samenwerking met Inkoop en Economie, kunnen een substantieel aantal bijstandsgerechtigden in 2018 uitstromen uit de bijstand. Het precieze aantal is mede afhankelijk van het aantal verleende aanbestedingen door de gemeente. Zo is onlangs een start gemaakt met het toepassen van SROI in de zorgcontracten. In 2018 zullen we verder kijken of de ingezette werkwijze ook zal leiden tot het gewenste resultaat. Eind 2018 zullen we dan de SROI evalueren op de inrichting, methodiek (bouwblokkenmethode) en de hoogte van de drempelbedragen.

§ 4.3 Focus op wat werkt!
In 2016 is de aanpak voor methodisch werken ontwikkeld om zicht te krijgen op welke interventies werken in welke situatie. Deze is toegepast op de projecten van de re-integratie proeftuin 2016, waarvan alle projecten inmiddels zijn afgerond. Alle deelnemers aan de verschillende projecten zijn voor de start van het project in beeld gebracht (nulmeting). In 2018 zullen we door middel van eindmetingen de resultaten van de verschillende projecten uit de proeftuin in beeld brengen in een evaluatie. Vooral zal de mobiliteit in relatie tot kansen op de arbeidsmarkt onderzocht worden.

§ 4.4 Extra impuls op participeren naar vermogen
Om kwalitatieve activeringsplekken te realiseren zijn extra middelen toegevoegd aan het subsidieplafond van de thematafel ‘Aan de slag’. De partners aan deze tafel bieden een grote diversiteit aan verschillende soorten activeringsplekken. Op basis van gezamenlijke afstemming binnen de thematafel heeft het maatschappelijk middenveld de taak op zich genomen om maatschappelijke activeringsplekken te realiseren met focus op ontwikkeling.

§ 4.5 Innovatie en experimenten
In 2017 zijn we gestart met een aantal lokale experimenten:
Volledige zelfregie
In het experiment volledige zelfregie stimuleren we maximale zelfregie aan een specifieke groep kandidaten met een gemeentelijke uitkering. Gedurende een periode van een jaar krijgen zij de tijd om zelf het traject richting werk vorm te geven en uit te werken. Daarbij kunnen zij gebruik maken van een budget dat zij naar eigen inzicht kunnen inzetten. Tijdens deze periode zal er geen sollicitatieverplichting worden opgelegd, wel een inspanningsverplichting. Het opleggen van de standaard regels worden vaak door deze groep werkzoekenden als belerend en belemmerend ervaren. Deze groep werkzoekenden zou gebaat kunnen zijn bij het volledig autonoom vorm kunnen geven van het traject richting werk, waarbij de eerste focus niet ligt op de reguliere sollicitatie wijze.
Voorlichtingsbijeenkomsten
In Q1 2018 zijn er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor klanten die een uitkering aanvragen.
De voorlichtingsbijeenkomsten hebben als doel: 27

- Het informeren van de kandidaat over de aanvraagprocedure en keten brede dienstverlening,
- Het aan de voorkant van het proces informeren van de kandidaat over rechten en plichten. Wat kan hij/zij van onze dienstverlening verwachten en wat wordt van de kandidaat verwacht qua inspanning om weer aan het werk te gaan en in eigen bestaan te voorzien

- Het vroegtijdig matchen van de kandidaat met aanwezige vacatures zodat een uitkering slechts tijdelijk of in het geheel niet meer nodig is.
Uit onderstaande tabel blijkt een forse reductie (met 31%) van het aantal aanvragen. De procedure hieromtrent wordt met zorg omkleedt en houdt oog voor de individuele situatie van de aanvrager. Tegelijkertijd appelleert het aan haar /zijn eigen verantwoordelijkheid bij het tot stand komen van de aanvraag om bijstand.

Aanpassing betaalmoment uitkeringen
Daarnaast is het betaalmoment van de uitkeringen is in het najaar van 2017 naar voren gehaald. Hierdoor sluit het betaalritme van de uitkering aan op dat van de arbeidsmarkt en is hiermee een stimulans voor acceptatie van parttime werken, deeltijd werken en flexwerken. Het vervroegen van de betalingen heeft tevens een positief effect op budgetbeheer en schuldpreventie. Uit de praktijk blijkt dat werk naar werk in de regel beter verloopt dan van een uitkering naar werk. Ook wanneer dat werk uit deeltijdarbeid bestaat.
Part time ondernemerschap
Ook zijn we de pilot parttime ondernemerschap in de bijstand gestart. Parttime ondernemerschap in de bijstand is een constructie waarbij bijstandsgerechtigden enkele uren per week als zzp-er mogen werken of een kleine onderneming mogen starten. We zijn in 2017 een pilot gestart met parttime ondernemerschap. In december 2017 is er een informatiebijeenkomst georganiseerd voor klanten die willen ondernemen. We geven parttime ondernemen een impuls door extra in te zetten op coaching en ondersteuning van parttime ondernemers, om zo de kans op succes te vergroten. We bieden hierbij een integraal aanbod aan voor scharrel ondernemen (bij De Vrije Uitloop), parttime ondernemen en het huidige aanbod BBZ.
Project tijdelijk Ombuigen
Het in juli 2017 ingezette project Tijdelijk OmBuigen en de daarin opgenomen deelprojecten is een goed voorbeeld van nieuwe manieren om bijstandsgerechtigden met een lange(re) afstand tot de arbeidsmarkt gegarandeerd duurzaam uit te laten stromen tegen een relatief lage kostprijs. Zie voor de verdere inhoud paragraaf 5.

§ 4.6 Springplankbanen
In september 2017 zijn we gestart met een opzet voor het realiseren van de pilot ‘Springplankbanen’. Hierbij krijgen gemotiveerde kandidaten met een beperking de kans om maximaal 23 maanden regulier werk te verrichten in een werkorganisatie. Basisprincipe hierbij is dat regulier werk wordt verricht tegen regulier loon onder reguliere arbeidsomstandigheden in een regulier gestuurde organisatie. Het gaat hierbij om een groep mensen die voor 50 tot 80% in staat zijn om het Wet Minimum Loon te verdienen. 28

De eerste kandidaat is vanaf november 2017 bij ATEA aan het werk. Momenteel zijn er 8 kandidaten via een springplankbaan aan het werk. Het beschikbare budget voor dit project is met deze aantallen volledig benut. De voortgang van deze pilot wordt beschreven in het volgende voortgangsverslag. In 2018 wordt de pilot geëvalueerd en deze evaluatie maakt onderdeel uit van de volgende voortgangsrapportage.

§ 4.7 Extra banen voor mensen met een beperking
De gemeente Breda heeft sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 voortvarend werk gemaakt van het beschut werk. Het aantal medewerkers is vanaf eind 2015 gestaag gegroeid. De verwachting is dat het maximum aantal plekken voor 2018 (49 plekken) binnenkort bereikt wordt. Personen die via het UWV een indicatie beschut werk krijgen nadat het maximum is bereikt, komen op de wachtlijst en kunnen vanaf 1 januari 2019 weer instromen. Bij personen die op de wachtlijst staan kijken we wat de behoefte is en zoeken we naar een passende oplossing binnen het brede sociaal domein. Indien mensen bijvoorbeeld behoefte hebben aan een zinvolle dagbesteding kunnen we onder andere een leerwerktraject inzetten of zoeken naar een activiteit in de buurt. Wat het meest passend is, is afhankelijk van de situatie van de kandidaat. In 2018 onderzoeken we de mogelijkheden om beschut werkplekken te creëren binnen het maatschappelijk middenveld en bij reguliere werkgevers.
Ten aanzien van het creëren van baanafspraken wordt er door het WSP (Werkgevers Service Punt) intensief samengewerkt met het UWV en de SW in het Multidisciplinaire team (MDT). Ook zijn er gezamenlijke voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over het in dienst nemen van mensen met een beperking. Daarnaast is er een kijkdag georganiseerd waarbij de bedrijven die al baanafspraken hebben gecreëerd hun deuren open zetten voor andere werkgevers om te laten zien hoe zij hieraan invulling geven. Binnen het WSP is er een accountmanager specifiek voor de baanafspraken. Deze accountmanager werkt nauw samen met de andere reguliere accountmanagers in het WSP om blijvend de mogelijkheden tot inzet van arbeidsbeperkten onder de aandacht te brengen bij werkgevers o.a. door middel van jobcarving.

§ 4.8 Matchcare
Eind 2017 is de pilot matchcare van start gegaan. In matchcare wordt een klantgroep samengesteld van bestaande klanten met profiel ‘werk’ of ‘werk met ondersteuning’ en worden nieuwe klanten gediagnosticeerd met SZeebra. Deze klanten worden snel bemiddeld naar werk. Momenteel hebben de eerste gesprekken plaatsgevonden met de regisseurs. Op het moment zijn 200+ klanten gediagnosticeerd in SZeebra. In de afgelopen weken zijn er procesafspraken gemaakt en is er vooral veel aandacht geweest voor de opstartproblemen bij de planning. Nu is er aandacht voor de gediagnosticeerde klanten die doorgeleid worden naar re-integratie en werk. Midden 2018 vindt de eindevaluatie van deze pilot plaats. Doel van de pilot is tweeledig1. Beter zicht op de kandidaat in de bijstand in relatie tot zijn kansen op werk. 2. Het formeren van een matchingstool voor het WSP waar vraag en aanbod bij elkaar komt. Deze ondersteuning dient een duidelijke meerwaarde te hebben bij het matchen van kandidaten aan vacatures / werkgevers.

§ 5. Voortgang Projecten
Tijdelijk OmBuigen
In juli 2017 is gestart met de uitvoering van het projectplan Tijdelijk Ombuigen. Een project waarbinnen we zeven deelprojecten omarmen die een impuls gaan geven aan de uitstroom van kandidaten vanuit de uitkering naar en betaalde baan voor een periode van minstens 6 maanden.
Bij vier deelprojecten hebben we externe partijen aangetrokken die met hun dienstverlening een bijdrage gaan leveren aan onze doelstelling. In samenwerking met alle teams binnen de keten Participatie is ingezet op uitvoering van de deelprojecten.
In onderstaand schema is de voortgang te zien van het project qua realisatie per 1 maart 2018.

Typeringen van de deelprojecten
1. Kans: Het plaatsen van langdurig werklozen in klantvriendelijke Inbound callcenter vanuit het perspectief om mensen aan een duurzame baan te helpen minimaal 9 maanden uit de bijstand.
2. Teamwerk: Het plaatsen van langdurig werklozen aanvankelijk in een productie omgeving om daarna met de betrokkene te kijken naar mogelijkheden die aansluiten bij de wens van de kandidaat.
De garantie is duurzaam uit de bijstand van minimaal 9 maanden.
3. Jongeren in de lift: Het betreft een aantal events van ‘’out of the box’’ ontmoeting tussen werkgevers en jongeren door middel van bijeenkomsten die aansluiten op de belevingswereld van jongeren en ze in een ongedwongen sfeer bij elkaar brengt.
4. Deel naar Heel: Klanten in de bijstand hebben bij deeltijd arbeid een aanvullende uitkering. In bepaalde gevallen is deze aanvullende uitkering dermate laag dat de klant met een ophoging van zijn contracturen uit de bijstand kan. Om de resultaten in de toekomst te verbeteren zal dit project in 2018 full time door een werkgeversadviseur worden uitgevoerd in plaats van naast bestaande taken.
5. Hazeldonk: Benutten van het potentieel aan arbeidsplaatsen voor de werkzoekenden met een bijstandsuitkering. Het opzetten van gezamenlijk vervoer naar Hazeldonk is een van de succesfactoren om deze doelstelling te behalen. Er is veel effort gestoken in dit deelproject maar de resultaten zijn minder dan verwacht. Hazeldonk wordt nu opgenomen in de reguliere dienstverlening van het WSP. 30

6. Horeca en Detailhandel; Doel is het benutten van het potentieel aan arbeidsplaatsen voor de werkzoekenden met een bijstandsuitkering binnen deze branches. Op basis van een situatieanalyse is het nu de intentie om de kansen en mogelijkheden binnen de sectoren optimaal te benutten. Dit gaat het WSP West Brabant doen door een platform te creëren waar branchegerichte opleiders en werkgevers uit de regio zich committeren.

7. Arbeidsmarktanalyse: Gerichte analyse van de situatie in Breda voor deze sectoren waar kansen lijken te ontstaan en wat er nodig is om deze kansen voor onze werkzoekenden te verzilveren. We beschikken binnen onze eigen organisatie over veel info over de arbeidsmarkt. Onder andere uit het vooronderzoek van de Economische opgave is een grote hoeveelheid bruikbare informatie beschikbaar gekomen.
Project ‘Aan de slag in Breda ‘/Businesscase
In Breda hebben we een ambitie geformuleerd om per peildatum 1 januari 2019 500 minder uitkeringen te hoeven te betalen dan op de peildatum 1 januari 2018. Dit betekent dat een fors aantal mensen zelfstandig in hun eigen bestaan kunnen gaan voorzien. In paragraaf 3.3 is dit al toegelicht. Met het Project ‘Aan de slag in Breda’ maken we het project ‘Tijdelijk Ombuigen’ structureel.
In april 2018 is gestart met de uitvoering van een nieuw projectplan vanuit de Businesscase “Aan de slag in Breda”. Een projectplan waarbinnen we een veertiental deelprojecten hebben geselecteerd die een impuls gaan geven aan de uitstroom van kandidaten vanuit de uitkering naar een betaalde baan voor een periode van minstens 6 maanden. Ook willen we met een aantal deelprojecten duurzame uitstroom richting zelfstandig ondernemerschap en regulier onderwijs realiseren. Voor 11 van de 14 projecten zijn externe partijen betrokken. In samenwerking met alle teams binnen de keten Participatie wordt thans sterk ingezet op uitvoering van de deelprojecten en worden medio 2018 de eerste concrete resultaten verwacht. De doelstelling van het project is om in totaal zorg te dragen voor minimaal 202 duurzame plaatsingen ut de bijstand (minimaal 9 maanden) en daarnaast 60 plaatsingen uit de bijstand door terugkeer naar school. Dit betekent in totaal minimaal 262 beëindigde uitkeringen.
De kandidaten die via het WSP lopen hebben een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt dan de kandidaten die via het project ‘aan de slag in Breda’ (Business Case) worden bemiddeld. Ze zijn daarbij aanvullend aan de werkzaamheden van het WSP.
De kern van de business case zijn 3 met elkaar verbonden pijlers;
De tweede pijler is het project ‘Aan de slag in Breda’ / de business case zelf.

1. Mainstream naar Werk
Van de 5800 is er een bestandsanalyse gemaakt waardoor 2561 uitkeringsgerechtigden (peildatum 15 december 2017) in de mainstream naar Werk (Regisseurs , Re-Integratie Team en WSP) worden bemiddeld. Hiervan dient er via het WSP een groot aantal uitkeringsgerechtigden merendeels geheel uit de bijstand te stromen en een gedeelte hiervan dient inkomsten te vergaren uit deeltijdarbeid. De inrichting van het WSP en de bezetting is inmiddels voltooid. Periodiek vindt er monitoring plaats van het resultatenverloop. Wekelijks verschijnt er sturingsinformatie en een webbased monitor is (met O&I) dient vanaf medio mei 2018 realtime informatie op te leveren.

2. Aan de slag in Breda / de Business Case
Verschillende projecten gerelateerd aan Werk (hoofdzakelijk met contractpartners) worden ingezet om de eerder genoemde ambitie zeker te stellen (in de vorm van een veiligheidsklep) dan wel het terugdringen op de tekorten op de BUIG gelden verder te laten toenemen. Gelet op de macro economische 31

situatie en daaraan verbonden mogelijkheden op de arbeidsmarkt liggen hier juist voor 2018 volop kansen. In totaal worden met deze projecten minimaal 202 plaatsingen buiten bijstand gerealiseerd met een duurzaam karakter (minimaal geen recht op bijstand voor een periode van 9 maanden). De uitwerking hiervan inclusief een kosten baten analyse is beschreven in deze Business Case. In de afgelopen maanden zijn met alle contractpartners gesprekken gevoerd over de exacte invulling – op dit gebied – van hun bijdrage aan de ambitie van de gemeente Breda. Deze gesprekken zijn nu afgerond. De volgende stap is het voorleggen van dit totaal in de vorm van een Business Case om op basis hiervan het totaal te concretiseren. In de nieuwe opzet zijn alleen die contractpartners wederom opgenomen waarvan nu al is komen vast te staan dat ze de doelstellingen in het Project ‘ Tijdelijk Ombuigen’ conform het afgesloten Contract hebben gerealiseerd.

3. Sluitende Aanpak en verminderde instroom
Door middel van voorlichting (door middel van collectieve bijeenkomsten), betere toepassing van de rechtmatigheid, handhaving, maatregeloplegging, terugvordering en boeten zullen in toenemende mate alleen die mensen een uitkering gaan ontvangen die hier ook daadwerkelijk recht op hebben en naar hun vermogen de uiterste inspanning verrichten om het verblijf in de bijstand zo kort mogelijk te houden. Op deze wijze komt de solidariteitsgedachte van de bijstand tot zijn recht en kunnen juist die uitkeringsgerechtigden die recht hebben op een uitkering adequater worden geholpen en is er meer tijd voor maatwerk aanpak. Immers door genoemde aanpak in combinatie met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt zal de instroom verder afnemen.
Alle 3 de pijlers in hun verbondenheid zullen zal een belangrijke bijdrage leveren aan het terugdringen van de tekorten op de BUIG en tegelijkertijd op termijn leiden tot een vermindering van personele kosten.